zondag 22 september 2013

Pijp aan Maarten gegeven?

Nee, deze pijp was hoogstwaarschijnlijk voor Jan. Om precies te zijn: Jan Wijdeven uit Erp. Dat staat op het pijpenhoofdje geschreven.

Ik kreeg het kopje van iemand die het vond in Zoeterwoude. "Schrijf jij er maar een stukje over", zei hij. Zo gezegd, zo gedaan. Ik ging op zoek naar meer feiten over het bijzondere geschenk.
Iemand die geweldig veel van kleipijpen weet en die een enorme verzameling heeft, gaf mij al veel informatie. Zo hoorde ik dat het pijpenhoofdje uit de periode 1880 – 1920 komt. Het model is een zogenaamde kromkop en het moet inderdaad een geschenk zijn geweest aan Jan Wijdeven.

Kleipijpen met naam waren vroeger niet bijzonder. De langstelige rookapparaten waren heel kwetsbaar en die nam je niet gemakkelijk ergens mee naartoe. Ging je naar een café of buurtvereniging, dan kon je daar je pijp stallen. Men krabbelde dan eerst je naam erop.
De reclamemogelijkheid op kleipijpen was grenzeloos. Van alles zag ik voorbij komen: Natuurlijk een reclame voor tabaksproducent van Nelle, een souvenirplaatje van de stad Gouda en er was zelfs een Feijenoordpijp bij.

Wat zal Jan Wijdeven blij zijn geweest met zijn roker, want ruim honderd jaar geleden was het roken een bijzondere gebeurtenis. Dat blijkt wel uit de beschrijvingen die ik over het kleipijproken vond: ‘Het smurken aan zoo’n lange steenen pijp geeft iets recht genoeglijks en in den blauwen smook, die zoo vredig hangen blijft, zit iets van de oude toebacksfeer’.
Of deze over het vervaardigen van de pijp en dan met name het drogen: ‘De pijpen gaan drie dagen den oven in, waar een temperatuur van duizend graden de rest doet. Als mooie lange witte pijpen, hard en toch poreus, komen zij bij trossen weer uit de potten tevoorschijn; ineens vol leven, de broze stelen zacht rinkelend tegen elkander.’

Mooie woorden die je nu niet meer over het roken zult horen. De pijp is aan Maarten gegeven.